Vroeger, zo rond het jaar 1000 voor Christus, was dit gebied nabij Lage Vuursche onderdeel van een zeer vochtig hoogveenmoeras dat ten Westen van Soest en Baarn lag in een soort kom, een uitstuivingsvlakte achter de stuwwal van de Utrechtse Heuvelug. Hedentendage wordt dit dan ook wel de Laagte van Pijnenburg genoemd.
Vanaf omstreeks het jaar 1300 begon de turfwinning in dit gebied en daarmee ook de ontwatering. Dit alles in opdracht van het Nonnenklooster in Oostbroek in De Bilt, want zij waren de grondeigenaren. Hier is ook de naam Nonneland aan ontleend. De turf werd verder via een west-oost-vaart (nu de Praamgracht of Pijnenburger Grift geheten) naar Utrecht of de Eem getransporteerd. Deze vaart is nu de zuidgrens van Het Nonneland. De oostelijke nonnegroep, die langs het Dolderse Laantje loopt, is de oostgrens van het gebied.

Het gebied is zo’n 46 ha groot en is nu eigendom van Staatsbosbeheer. Door de tijd heen is door drinkwaterwinning en ontwatering voor de landbouw het van oudsher natte gebied steeds verder verdroogd. Daardoor komen planten en dieren die afhankelijk zijn van natte natuur, steeds meer in de verdrukking en soorten verdwijnen.
Aangezien dergelijke verdroging op meerdere plekken in de provincie de kop opstak heeft de Provincie Utrecht in de jaren ’90 besloten een actief anti-verdrogingsbeleid te gaan voeren. De provincie in samenwerking met het waterschap en Staatsbosbeheer startten een project wat er toe moet leiden dat de “natte natuur van vroeger” weer terugkomt. Eén van de twee beken, die daar in de vroege Middeleeuwen liepen, is opnieuw uitgegraven en met uitgekiend waterbeheer zijn nu al veranderingen te zien. Verder zijn diverse maatregelen genomen om natuurwaarden te scheppen waar op langere termijn planten en dieren die bij een dergelijke biotoop horen weer terug komen in Nonneland.
Hierbij kan worden gedacht aan nat schraal grasland met planten als Spaanse ruiter en Moerasviooltje. Er zijn poelen en de beek voor padden en kikkers waaronder de heikikker. Maar ook de ringslang profiteert van het biotoop waarbij de struwelen en houtwallen een prima schuil- en broedgelegenheid bieden. Ook voor vogels zijn deze natuurwaarden van belang. De zomen vormen prima broed-, schuil- en voedselplekken voor diverse soorten. Reeën worden er volop aangetroffen en ook de das is al eens gesignaleerd.
Kortom, een prachtig, zich ontwikkelend stukje natuur met bijzondere biotopen waar een fijne wandeling om en doorheen mogelijk is.